Ooit was Lent een bloeiend tuindersdorp. Daar is bijna niets meer van over. In deze serie schenken we aandacht aan families die jarenlang het gezicht van Lent bepaalden. Voor deze aflevering spraken we met de broers Sjaak (1945) en Henk (1948) Rikken aan de Vossenpels waar hun grootvader in 1906 een tuinderij opstartte.
We spreken af in het oudershuis van de familie Rikken aan de Vossenpels 15. In oude notariële stukken wordt het huis ‘Hofstede’ genoemd. Het huis is gebouwd in 1890 door Matheus Willemsen, metselaar van beroep. De grootouders van Sjaak en Henk kochten het huis in 1905 met de bijbehorende grond, zijnde 6300 m2 voor 6.000 gulden. Het was niet een koop zoals we die vandaag de dag kennen maar een soort van huurkoop. Jaarlijks werd nog pacht betaald voor het complex. Beide grootouders kwamen uit Lent. Opa Jacobus Rikken (1872-1923) en oma Aleida Johanna van Wetten (1875-1945) trouwden in 1906. Ze betrokken de woning terwijl de oorspronkelijke bewoner en bouwer van het huis er ook bleef wonen. Hij was familie van het jonge paar en gunde hen het huis. Uit de oude notariële koopacte blijkt dat ze de verplichting op zich namen Matheus Willemsen, ofwel ome Doris, zoals hij in de familie genoemd werd, tot de dood te verzorgen en hem te voorzien van ‘kleding, spijs, drank en alle hulp die nodig zou zijn bij ziekte en ouderdom’. Zo gaat de Hofstede met alle lusten, lasten, rechten en verplichtingen over naar de nieuwe eigenaren.
Gemengd bedrijfje
In de beginperiode lag de focus op het verbouwen van groenten zoals sla, andijvie en bonen. Ook zacht fruit maakte een wezenlijk onderdeel uit van het assortiment. De winter van 1928 was vanwege de vorst rampzalig voor de tuinders die toen nog in koude bakken, platglas zonder verwarming, kweekten. De buren hadden al verwarming en dachten dat afdekken niet meer nodig was. Dat bleek een misvatting want bij de buren bevroor alles terwijl de familie Rikken geen schade had vanwege het afdekken met kaf, riet- en stromatten. Ongeveer in dezelfde tijd werd overgestapt op potplanten. Het algemene besef onder kwekers was dat met potplanten meer te verdienen viel. Verder werden er kippen, varkens en een paar koetjes gehouden. De koeien werden geweid in de Lotwaard in Lent samen met andere koeien van Lentse inwoners terwijl ze in de winter op stal stonden. Henk: “De huiskamer waar we nu zitten was de oorspronkelijke stal. Er was een open verbinding naar de andere vertrekken. In de zijmuur waren grote openslaande deuren, die zijn later verdwenen bij de verbouwing van het huis.” Opa en oma kregen vijf kinderen: Theo (1906-1958), Mies (1908-1991), Annie (1909-1995), Jan (1912-2001, vader van Henk en Sjaak), Hendrik (1914-1944) en Dries (1917-2002). In 1942 gebeurde er iets opmerkelijks. Henk pakt er weer een notariële acte bij: “Mijn oma, omschreven als mejuffrouw Rikken, kocht de lening af zodat er geen pacht meer betaald hoefde te worden. Zij leende hiervoor 6.000 gulden van jonkheer Rijckevorsel uit Hees. De jonkheer was kunstenaar en zat kennelijk goed in de slappe was. Hij fungeerde in dit geval als bank.”
Tweede generatie
Theo ging ook het tuindersvak in en vestigde zich in Mook. Mies (tante Zus) ging het klooster in en Annie trouwde met de Lentse aannemer Jan Linssen. Dries werd timmerman. Jan moest vanwege de vroege dood van zijn vader, hij werd slechts 51, al op elfjarige leeftijd gaan werken om het bedrijfje samen met zijn moeder voort te zetten. Later kregen ze versterking van broer Hendrik. De broers deden er van alles bij om een extra centje te verdienen. Sjaak: “Ze trokken bijvoorbeeld op de fiets naar Tiel om daar kersen te plukken. Ze maakten ongelofelijk lange dagen, je kunt je dat in deze tijd haast niet meer voorstellen.” Ieder van de broers had zo zijn eigen talent. Jan was het liefst bezig in de tuinderij terwijl Hendrik zich meer ontpopte als handelsman. Henk over het karakter van zijn vader: “Hij was volkomen ongeschikt om zijn oogst op de markt te verkopen. Hij kon er slecht tegen als vrouwen in het fruit knepen om de kwaliteit te beoordelen. Er ontstonden daardoor butsen waar andere vrouwen dan weer over klaagden. ‘Moi’s kieke, wat een rotzooi’ kreeg Jan dan te horen.” Hendrik’s leven eindigde abrupt en veel te vroeg in 1944. Hij ging op de bakfiets naar Alkmaar waar hij een partij bloempotten ging halen, die waren daar te koop. In het holst van de nacht kwam hij midden in het centrum in de stadsgracht terecht en verdronk. Spelende kinderen vonden hem daar pas na zes weken. Aan het familieleed kwam nog geen einde want een jaar later, vlak voor het einde van de oorlog, werd oma Aleida Johanna door een dronken Duitse soldaat, die wild om zich heen schoot, doodgeschoten in Meerveldhoven. Om het gevaar hier te ontlopen was ze daar naar toe geëvacueerd. Jan trouwde in 1944 met Bets van de kleine Willem (Janssen) (1910-1987). Iedereen had in die tijd een bijnaam. De trouwacte wordt uit een robuuste geldkist gevist. Henk: “Aan deze geldkist bewaren we bijzondere herinneringen. Als het vroeger onweerde werd de geldkist met belangrijke documenten op tafel gezet om er in noodgevallen snel mee te kunnen vluchten en wij zaten te bidden om het onheil af te wenden.” De kwekerij ging in 1944 officieel over naar Jan. Het koopbedrag bedroeg 15.000 gulden. Economisch ging het niet slecht in die tijd. Mede door de invloed van Hitler bloeide de bloemenhandel met Duitsland op. ‘Mensen hebben bloemen nodig’ was zijn credo. Hele treinladingen Lentse bloemen werden vanaf het spoorstation in Nijmegen naar Duitsland vervoerd. In die tijd stegen de prijzen van potplanten spectaculair van 3 à 4 cent tot 11 à 13 cent per plant.
Competitie
De competitiedrang zat vader Jan in het bloed. Sjaak: “Iedere ochtend moest de koe gemolken worden. Zo kwam hij in de Lotwaard ook andere kwekers tegen die bij het krieken van de dag hun koetjes molken. Toon van Kempen van de cactuskwekerij in de Visveldsestraat had er ook een koetje lopen. Pa wilde de eerste zijn en als Van Kempen er al was kwam mijn vader de volgende dag 10 minuten eerder. Als Van Kempen dan weer de eerste was baalde hij en kwam de volgende dag nog vroeger. Hetzelfde gebeurde met overbuurman Dries Maassen van de Proeftuin. Als pa vijf uur aan het werk ging en Maassen was al bezig dan probeerde pa de volgende dag eerder te beginnen om Maassen voor te zijn. Er werd geen woord over gesproken. De competitiedrang was groot in die tijd, het gebeurde overal.”
Tekst JK en Henry Jansen Beeld Familiearchief
Foto 1: Hofstede (± 1950). Links de eerste kas.
Foto 2: Het jonge gezin Rikken voor het huis. V.l.n.r.: Sjaak, moeder Bets, Wim, Door en vader Jan (± 1950).
Foto 3: Hofstede na de verbouwing in 1955 (± 1960). Links van het huis en primitieve garage voor de auto, gemaakt van rietmatten.