Rob Jaspers
De afgelopen weken ben ik vanuit de stad met de fiets door de Betuwe getrokken. Van Lent naar Bemmel, Gendt, Haalderen en via Park Lingezegen op weg naar Elst. Het was telkens genieten.
Tachtig jaar geleden trok Gelderlander-journalist Louis Frequin in mei door dezelfde streek. Hij zag een dood land. Na de bevrijding van Nijmegen in september 1944 was die streek stap voor stap ontruimd. Bewoners moesten weg uit hun huizen, hun boerderijen. De Betuwe werd een gebied van maandenlange strijd. Eind mei schreef Frequin: ‘er hangt hier een lucht van lijken over het land waar vroeger het leven in de witte droom van de bloesem lachte’. Hij zag een troosteloze polder, overal ruïnes.
Begin mei 1945 werd in Nijmegen even volop de vrijheid gevierd. Het puin van het bombardement van 1944 en de frontstadperiode was hier geruimd. Toch voelde je overal de stadspijn. In de Betuwe kwam je volgens Frequin ‘nog overal de schaduw van de dood tegen’. Een snelle terugkeer naar de polder was voor de duizenden gevluchte bewoners onmogelijk. Overal lag gevaar in de grond: bommen, mijnen. Zelfs vele decennia later, bij de start van de bouw in de Waalsprong, moest er alsnog jarenlang gewerkt worden aan het ruimen van oude explosieven.
Het leven na de bevrijding bleef voor de teruggekeerde vluchtelingen, de evacués nog lang een lastig periode. Niet alleen in de Betuwe trouwens ook in Nijmegen, de Ooijpolder, Groesbeek en Beek was het nog lang een periode van verdriet en chaos. In het Huis van de Geschiedenis, de Mariënburgkapel, is de herinnering aan die periode te zien in een expositie. Mijn tip: ga kijken naar dat verhaal van de terugkeer én de trieste geschiedenis van hen die nooit meer terugkeerden.