‘Wat gaan we doen? Nemen we de toetsen vanmiddag wel of niet af?’ Ik stond in de bibliotheek van STEP met de telefoon in mijn hand op het punt om naar Dukenburg te fietsen.
Het was vrijdagmiddag 13 maart, dagelijks was er nieuws op de liveblog van de NOS en in de kranten over corona. De maatregelen werden met de dag strenger maar de 1,5 meter was nog niet uitgevonden.
We zaten midden in de jaarlijkse toetsperiode en StAAD, de organisatie met het computerlokaal waar we onze toetsen afnemen in wijkcentrum Dukenburg, had de eigen digitale lessen die dag al gestaakt: Teveel cursisten te dicht op elkaar.
‘We stoppen ook, het risico is te groot’, was het antwoord van Mustapha, onze directeur. De voorafgaande dagen hadden we nauwlettend de richtlijnen van het RIVM in de gaten gehouden.
Vanaf dat moment stopte STEP met het lesgeven in de klas en diezelfde middag nog werd dit naar de vrijwilligers en de cursisten gecommuniceerd, 43 groepen die geen les meer kregen.
Maar toen was de vraag de maandag erop na het weekend: Wat nu? Dit hadden we nog nooit meegemaakt. Moesten we doorgaan met lesgeven, maar hoe? Hoe stonden de vrijwilligers hierin en hoe de cursisten?
We hebben het ze gewoon gevraagd, zowel aan de vrijwilligers, de docenten en taalcoaches maar ook aan de cursisten: ‘Hoe kijken jullie ertegenaan?’ ‘Zou je les willen geven of krijgen, op afstand online, via Whatsapp, op de mail of vind je het gewoon fijn om op zijn minst telefonisch contact te houden?
Uit deze inventarisatie kwam naar voren dat een deel van de vrijwilligers open stond voor lesgeven, maar hierover nog niet had nagedacht, hoe? En een deel van hen teveel aan het hoofd had door corona. Dat gold ook voor de cursisten, sommigen stonden er positief tegenover, maar er waren anderen die met de kinderen thuis van school het te druk hadden om taallessen te volgen.
Natuurlijk waren we niet de enige, landelijk zat iedere school, iedere organisatie in hetzelfde schuitje wat ervoor zorgde dat er een uitbarsting op het internet was van online trainingen voor afstandsonderwijs, bijvoorbeeld met Zoom. We stimuleerden vervolgens onze taaldocenten en taalcoaches om deze trainingen te volgen, van bijvoorbeeld Bureau Nederlands als Vreemde Taal, van uitgeverij Kleurrijker en verschillende webinars voor taalcoaches van Het begint met taal. Maar we volgden ze ook zelf, de teamleden, wij waren even onervaren in het online communiceren.
En het leuke is dat, zodra een vrijwilliger een training had gevolgd, de reactie was: ‘Hee, dat is toch niet zo ingewikkeld als ik dacht, het is te doen, dat wil ik ook proberen’ en maatjes, andere docenten of taalcoaches ging zoeken om samen te oefenen. Eerlijk gezegd had ik die ervaring ook en ik weet dat dit ook geldt voor mijn collega’s. Na een paar keer uitproberen, ging het niet zo slecht, het was zelfs een uitdaging. Ik heb toen wel een nieuwe laptop, op de oude zat geen camera, aangeschaft en ben hiermee de moderne tijd ingetrokken.
STEP heeft vervolgens twee weken lang elke dag voor de vrijwilligers oefensessies met Zoom gehouden, waar je zo vaak je wilde aan mee kon doen, tot je dacht dat je het onder de knie had, het was laagdrempelig en leerzaam om uit te wisselen, iedereen was een beginner.
Aansluitend zijn we weer begonnen met lesgeven, maar nu online en met Whatsapp, of via de mail. Daarnaast hebben sommige docenten een bellijst opgesteld van groepen met cursisten waarbij dit niet lukte. Deze cursisten belden zij tijdens de lestijd ieder apart een kwartier om contact te houden en te vragen hoe het thuis ging.
Maar het ging niet vanzelf beamen Roya en Rachida, trajectbegeleiders bij STEP, terwijl we in diezelfde bibliotheek napraten onder het drinken van een kopje thee.
Rachida knikt: ‘Bijvoorbeeld een docent die belde en zei: Ik heb maar twee van de tien cursisten in mijn online les. Hoe kan dat?’’Het bleek dat het de cursisten niet lukte om in te loggen en als het wel lukte, dan vielen ze uit de sessie en konden niet terugkomen. Ik ben zelf gaan meedoen met de les om te ondersteunen.’
‘Ja inderdaad’ zegt Roya ‘Of een schrijfdocent van een net gealfabetiseerde groep cursisten. Weet je, cursisten die moeite hebben met schrijven hebben ook nauwelijks digitale vaardigheden, ze kunnen de letters en tekens op het toetsenbord niet goed lezen en kunnen niet zo goed met een computer omgaan. Met deze groep werd toch geprobeerd te werken met Zoom, de docent was er elke vrijdag zes weken lang mee bezig. De les startte om 10.00 uur en om 9.00 uur zaten de docent en ik klaar. Met Whatsapp stuurde ik berichtjes naar de cursisten ‘Hoe gaat het met je? Om 10.00 uur is er les.’ Dan had een cursist geen geluid, dan weer geen beeld. Dus gaven we instructies via Whatsapp of belden ze op. Elke maandag hielden de docent en ik een overleg via Zoom. ‘Hoe gaan we het komende vrijdag aanpakken? Ik videobelde de cursist bij wie het niet lukte en zei ‘Draai je computer even om, dan kan ik meekijken’ en dan liet ik weer met mijn computer zien waar de cursist op moest klikken om een link te openen’’Stap voor stap dus’.
Maar toch, na zes weken belde die docent me ontmoedigd op ‘Heeft dit wel zin?’ ‘Zal ik niet beter wachten tot de school weer opengaat?
Ik zei toen: ‘Het is niet dat de cursisten niet willen, maar ze kunnen het gewoon nog niet. Het is echt jammer als je nu stopt want dan is het contact weg tot na de zomervakantie.’
Ondertussen waren cursisten smoesjes als ‘te druk’ gaan opsturen als reden dat ze de les niet konden volgen, alleen maar omdat ze zich schaamden dat het niet lukte: ‘Misschien kan ik beter wachten tot we weer in de klas les hebben.’ Maar toen zei ik: ‘Zou je ook stoppen als er vanaf volgende week met Whatsapp les wordt gegeven? ‘Nou Whatsapp is oké, dat doe ik zelf al’ Toen hebben de docent en ik een plan gemaakt. Hij had gelukkig al een training over actieve werkvormen met Whatsapp gevolgd. Vanaf de eerste dag met Whatsapp werd de opkomst meteen veel beter waardoor ook hij het weer zag zitten en zelfs vrolijk werd. Alle cursisten die wilden stoppen, deden nu mee.
‘Weet je’, Roya en Rachida beginnen tegelijkertijd te praten en vullen elkaar knikkend aan, ‘Die laagopgeleide groepen semi-gealfabetiseerde cursisten waarvan sommigen nog nooit een mobiel hadden gebruikt, moet je niet vergeten. We hebben contact gezocht met hun kinderen en uitgelegd hoe belangrijk het was voor hun vader of moeder om contact te houden, om alleen te kunnen zeggen ‘Hallo, hoe gaat het met jou?’ Een dochter die getrouwd was gaf elke maandagochtend haar mobiel aan haar moeder en ging er naast zitten om te helpen. Maar wel zo dat niemand haar zag. Of een zoon die op de middelbare school zat en druk was met thuis leren, gaf toch zijn mobiel aan zijn moeder tijdens de les en hielp. Via Whatsapp werd er gelachen en werden er foto’s van spullen thuis naar elkaar gestuurd.
‘Het was denk ik’, zegt Mustapha, als ik hem op zijn kantoor spreek, ‘achteraf gezien erg belangrijk dat de docent zich realiseerde dat deze andere les, dit andere contact vooral gericht op communiceren, ook zinvol was. Taalverwerving stond nu niet centraal, maar het verbinding zoeken met elkaar.’
Nu, in juli, nu de maatregelen versoepeld zijn en we na de zomervakantie weer in de klas les gaan geven, kunnen we bij STEP met trots vaststellen dat het ons gelukt is driekwart van de lessen door te laten gaan, met vrijwilligers die zich extra hebben ingezet en moeite hebben gedaan om iets nieuws te leren. Dat geldt ook voor de cursisten, die vaak ondersteund door familie, een zoon, een dochter in de les zaten.
Maar nu eerst: de zomervakantie.
Cursisten en vrijwilligers hebben aangegeven dat ze er naar uit kijken om elkaar weer te ontmoeten in september en dat doen wij bij STEP ook, tot dan!
Anneke Tijl
Consulent Educatie
STEP